Economie

Inleiding

Voor de economische indicatoren is het zeer complex om de autonome ontwikkeling en daarmee een referentiesituatie te beschrijven. Er moet namelijk een breed pallet van economische variabelen en van specifieke luchtvaart gerelateerde variabelen beschreven worden. Bij economische variabelen is te denken aan gemiddelde groei die gekoppeld is aan internationale handel en economie, de ontwikkeling van de Europese markt, de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit ende ontwikkeling van technologie zoals bijvoorbeeld Artificial Intelligence. Luchtvaart specifieke variabelen zijn de groei van de vraag naar luchtvaart op mondiale (inter)nationale en mondiale schaal en groei van de internationale sectoren in Nederland. Er is dus een breed scala aan variabelen. Eén autonome ontwikkeling voor elke indicator is om deze reden niet uit te werken.

Voor de economie is de verhouding tussen vraag en aanbod van belang. Hierbij is de huidige situatie (mei, 2019) dat het aanbod van vliegtuigstoelen in sommige marktsegmenten de afgelopen jaren sneller gegroeid is dan de passagiersvraag. Dit leidt tot meer aanbod dan vraag. Hierdoor worden de vliegticketprijzen in een neerwaartse richting gedrukt. In mei 2019 is een ticketprijsdaling van 9% te zien ten opzichte van mei 2017. De dalende trend is ook te zien in de bezettingsgraad. Hoewel de bezettingsgraad toe nam in de periode 2013-2018, respectievelijk 79,6% en 81,9%, lijkt dit voor de komende jaren af te vlakken.

In de toekomst houdt het aanbod een redelijk gelijke tred met de vraag tot 2030 (in een ‘laag economisch scenario – in een hoog scenario kan ook al voor 2030 een vraagoverschot optreden). Na 2030 kunnen er scenario’s gaan optreden waar de vraag het aanbod overtreft. Wanneer het aanbod zich trendmatig ontwikkelt in lijn met de vraag, dan zal er op hoofdlijn een gematigde ontwikkeling te zien zijn van de vliegticketprijs. Richting 2050 is er wel een verdere stijging van de vliegticketprijs te zien. Het aanbod zal mogelijk niet langer voldoende zijn om in de doorstijgende vraag te voorzien[1].

Economische effecten worden in het PlanMER beschouwd voor de gehele luchtvaart in Nederland, maar concentreren zich voornamelijk op en rondom Schiphol (omdat hier het zwaartepunt van de luchtvaartoperatie ligt). Hierdoor gaat de beschrijving van de huidige en de referentiesituatie vooral in op de situatie van Schiphol, en zijn de regionale luchthavens, waar mogelijk, ook beschreven.

  • 1 Significance en TO70, 2018