Hoekpunt Normeren

Ontwikkelmogelijkheden voor toekomstige functies
Bij Normeren ligt de nadruk op het remmen van de luchtvaartgroei op Schiphol met behulp van andere modaliteiten. Een beperking van het aantal vliegtuigbewegingen (2030: uitgezonderd Rotterdam en Groningen), maatregelen ten behoeve van het verlagen van de uitstoot van geluidsniveaus (maatregel L1), een 50/50 groeiverdienmodel op basis van gehinderden in 2020 (maatregel L2) en een nachtsluiting van Schiphol (maatregel L3), hebben het effect dat ruimtelijke beperkingengebieden wijzigen.

Geluidcontouren en geluidgevoelige functies

Voor de meeste vliegvelden neemt het aantal vliegtuigbewegingen af of blijven gelijk in 2030, behalve voor Rotterdam en Groningen waar sprake is van (beperkte) groei. In 2050 vindt een verdere afname plaats van vliegtuigbewegingen met bijhorende geluidscontouren (zie effectbeoordeling ‘Geluid’). Met name in 2050 en met name rond Schiphol, nemen hiermee de geluidscontouren af en nemen in beginsel de ontwikkelingsmogelijkheden voor (geluidgevoelige) functies toe. Echter door de verdere inperking van woningbouw in LIB-5 gebieden (op basis van het regime van LIB-4 gebieden en eisen aan nieuwbouw (Lugten)) (maatregel L5), worden deze ontwikkelingsmogelijkheden mogelijk in de omgeving van Schiphol geheel of gedeeltelijk ingeperkt. Woonkernen en dorpen die mogelijk al onder druk staan door de ruimtelijke contouren van Schiphol (LIB5), hebben geen mogelijkheden om verder uit te breiden, te transformeren en de noodzakelijke voorzieningen te realiseren. Dit heeft een negatief effect op de ruimtelijke kwaliteit van locaties rondom luchthavens, in het bijzonder Schiphol.

Strengere eisen aan geluid adaptief bouwen, kan ertoe leiden dat locaties waar voorheen vanwege geluidsrestricties niet gebouwd kon worden, toch beschikbaar komen voor het ontwikkelen van functies. Dit heeft een positief effect op de ontwikkelruimte voor toekomstige geluidgevoelige functies.

De verwachting is dat de sterke afname van de geluidscontouren rondom Schiphol (tussen de 34% in 2030 en 68% in 2050 (o.b.v. LIB-5) en de eisen aan geluid adaptief bouwen een grotere bijdrage leveren aan het positieve effect op de ontwikkelingsmogelijkheden, dan de aanpassing van het regime van deze contouren naar LIB-4 als negatief effect. Een precieze kwantificering naar oppervlakte of percentage is echter niet te geven.

  • Schiphol in 2030 en 2050 t.o.v. referentiesituatie kans op toename ontwikkelmogelijkheden voor geluidgevoelige functies.

  • Groningen: t.o.v. referentiesituatie in 2030: (kleine) afname ontwikkelmogelijkheden voor geluidgevoelige objecten, in 2050: toename ontwikkelmogelijkheden geluidgevoelige functies.

  • Rotterdam, Eindhoven, Lelystad en Maastricht: ten opzichte van de referentiesituatie in 2030 en 2050: toename ontwikkelmogelijkheden geluidgevoelige functies.

EV-contouren en kwetsbare functies

De EV-contouren voor Schiphol nemen in 2030 en 2050 in dit hoekpunt sterker af ten opzichte van de referentiesituatie. Hetzelfde geldt voor alle regionale luchthavens in 2050 en voor Maastricht, Eindhoven en Lelystad in 2030. Hierdoor is voor alle luchthavens, uitgezonderd Rotterdam en Groningen in 2030 een toename aan ontwikkelmogelijkheden voor toekomstige functies te verwachten.

  • Schiphol in 2030 en 2050 ten opzichte van de referentiesituatie: toename ontwikkelmogelijkheden voor kwetsbare functies.

  • In 2050 voor alle regionale luchthavens: toename ontwikkelmogelijkheden kwetsbare functies.

  • In 2030 voor Groningen ten opzichte van de referentiesituatie: afname ontwikkelmogelijkheden voor kwetsbare functies, voor Rotterdam blijft de situatie vergelijkbaar en voor Maastricht, Eindhoven en Lelystad is er een toename van ontwikkelingsmogelijkheden kwetsbare functies.

  • Eindhoven, Lelystad, Groningen en Maastricht in 2030 en 2050 ten opzichte van de referentiesituatie: toename ontwikkelmogelijkheden kwetsbare functies.

Hoogbouw

Wanneer de beperkingengebieden worden aangepast (maatregel L5), is ook een negatief effect voor hoogbouw te verwachten. Voor windturbines is het afhankelijk van de ligging van de obstakelbeheers- en toetsvlakken of deze nog ontwikkeld kunnen worden binnen LIB- 5 gebieden (behorende bij Schiphol).

  • Schiphol in 2030 en 2050 t.o.v. de referentiesituatie: risico op afname ontwikkelmogelijkheden voor hoogbouw.

  • Regionale luchthavens in 2030 en 2050 t.o.v. de referentiesituatie: geen effect op ontwikkelmogelijkheden voor hoogbouw.

Ruimtebeslag

Wanneer de aanleg van het Europees HSL-netwerk (maatregel E4) een fysieke ruimtevraag heeft, bestaat er een risico op een toename van het ruimtebeslag ten behoeve van de luchtvaart. Daarmee is er impliciet ook een negatief effect op de ontwikkelmogelijkheden voor toekomstige/andere functies (voorgaande indicator). De fysieke ruimte wordt immers ingezet ten behoeve van de modal shift van de luchtvaart.

Het indirecte ruimtebeslag van de luchtvaart neemt in dit hoekpunt af, omdat er sprake is van een sterke vermindering van geluid- en EV-contouren rondom luchthavens. Dit is echter gescoord in de vorige indicator en wordt niet nogmaals beoordeeld.

  • Schiphol in 2030 en 2050: t.o.v. de referentiesituatie: risico op negatief effect op ruimtebeslag.

  • Regionale luchthavens: geen effect op ruimtebeslag.