Hoekpunt Normeren
In Normeren is het aantal verwachte vliegtuigbewegingen in 2030 lager dan in de referentiesituatie en in 2050 zelfs aanmerkelijk lager. Daardoor zijn geluidsbelasting en lichtvervuiling ook aanmerkelijk lager dan in de referentiesituatie. Dit geldt voor alle vliegvelden.
Tabel 7.35 Verschil in aantal vliegtuigbewegingen tussen de referentiesituatie en het hoekpunt Normeren
Verschil ref t.o.v. Normeren # vliegtuigbewegingen | Schiphol | Eindhoven | Rotterdam | Lelystad | Groningen | Maastricht |
Δ 2030 | -154.000 | -3.000 | 1.000 | -2.000 | 3.500 | -8.100 |
Δ 2050 | -507.000 | -36.200 | -18.000 | -39.200 | -13.300 | -15.800 |
Stilte en duisternis
De afname van het aantal vluchten leidt tot een verminderde druk op stilte en duistere gebieden. Voorts kan een verlaging van het geluidsniveau van vliegtuigen in het verlengde van de banen (L1) leiden tot vermindering van de (beperkte) geluidsbelasting van bestaande stiltegebieden. Door een nachtsluiting (L3) neemt zowel de (nachtelijke) geluidsbelasting van stiltegebieden als de lichtvervuiling van de omgeving van de luchthavens af. Ten slotte neemt door meer elektrisch te gaan vliegen (K2) de geluidsbelasting af, ook in stiltegebieden op enige afstand van de vliegvelden.
Kwetsbare natuurgebieden en soorten
In Normeren is het totaal aantal verwachte vliegtuigbewegingen in 2030 lager (dit geldt niet voor elke individuele luchthaven) dan in de referentiesituatie en in 2050 zelfs aanmerkelijk lager. Daardoor is de te verwachten stikstofemissie ook aanmerkelijk lager dan in de referentiesituatie.
Een CO2-plafond voor vertrekkende vluchten (K1) impliceert ook minder uitstoot van stikstof. Door meer elektrisch te gaan vliegen (K2) neemt de stikstofemissie af in gebieden in de wijde omgeving van de vliegvelden. Voorts kan een verlaging van het geluidsniveau van vliegtuigen (L1) leiden tot vermindering van akoestische verstoring van fauna in natuurgebieden. Tezamen leidt dit zeker tot een positief effect.
Verbondenheid /versnippering
In Normeren is ook aandacht voor de internationale bereikbaarheid van de luchthavens door bijvoorbeeld een Europees hogesnelheidstreinennetwerk (E4). Uitbreiding van het spoorwegnetwerk kan, net als in de referentiesituatie, in beginsel ten koste gaan van de verbondenheid van natuurgebieden.